Selecteer een pagina

In april 2014 startte de Stuurgroep ‘Implementatie Evidence-based Complementaire Zorg’ op verzoek van ZonMw een verkenning naar de mogelijkheden en voorwaarden   voor de door ZonMw beoogde ontwikkeling en implementatie van evidence based complementaire        zorg in Nederland. Het advies was om te komen tot een breed samengesteld consortium van academische en niet-academische instellingen in zowel de cure als de care (vergelijkbaar met het Amerikaanse Academic Consortium for Integrative Medicine & Health) met als doel gezamenlijk – kennis over – complementaire zorg verder te ontwikkelen en te komen tot integrale zorg. Een groot aantal patiënten maakt al volop gebruik van complementaire zorg en dient betrokken te worden bij het medebepalen van prioriteiten voor onderzoek, onder meer door vertegenwoordiging in het Consortium.[1] Intussen is het ‘Consortium Integrale Zorg en Gezondheid’ sinds 2018 operationeel, met zes ‘founding members’.

Deze zomer publiceerde het Sociaal Cultureel Planbureau zijn beschrijvende periodiek over het gebruik van alternatieve behandelwijzen.[2] Hieruit blijkt dat met name mensen met een bovengemiddeld gezondheidsbewustzijn en hogere opleiding regelmatig naar tevredenheid gebruik maken van aanvullende behandelwijzen. Naar schatting maakt in Europa een op de twee mensen gebruik van aanvullende behandelwijzen bij 145.000 artsen en 165.000 therapeuten met gespecialiseerde opleiding. Volgens schattingen van het CBS zijn dat er één miljoen Nederlanders, waarvan 83 % met een HBO- en WO-opleiding.[3] Voor specifieke patiëntgroepen, zoals bijvoorbeeld mensen met chronische gewrichtsproblematiek, gaat het om nog grotere aantallen, namelijk 86%. Deze patiëntenpopulatie verantwoordelijkheid te nemen in eigen preventieve en curatieve zorg.

Aanvullende behandelwijzen hebben belangrijk potentieel

De reguliere geneeskunde is sterk bij acute problematiek (cardiovasculair, botbreuken), infectieziekten en oncologie, maar -‘to put it mildly’- minder goed in ‘chronische’ ziekten zoals MS, ME, fibromyalgie, chronische ontstekingen zoals eczeem, astma of reuma, ‘vage pijnklachten’, huidziektes, stofwisselingsproblemen, moeheid, lusteloosheid, stress, zenuwpijn, RSI. Reguliere farmacotherapie is voor deze ziektebeelden zelden toereikend.[4] ZonMw bracht in 2017 een kennissynthese over voeding uit en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een beleidsbrief.[5]

Wie zich focust op voeding als medicijn, zal er ook alles aan doen om medicijnen zoveel als mogelijk naar voeding terug te brengen (temeer omdat de gangbare ‘medische voeding’ door kwetsbare mensen vaak slecht wordt verdragen). Daarom is de semantische discussie over ‘voeding als medicijn’ en ‘medische voeding’ meer dienstbaar aan de ‘genees’middelen industrie dan aan het zoeken van het belang van patiënten. Dan bestaat ‘medische voeding’ uit vooral natuurlijke voedingsingrediënten. Dit temeer omdat voeding behoort tot de basale levensvoorwaarden.

Zorginstituut Nederland (ZIN) bevestigt ons dat medische dieetvoeding nooit vanuit patiënten-perspectief is onderzocht. ZIN weet evenmin welke invloed deze voeding heeft op de darmflora. Bovendien kan ZIN niet aantonen wat het resultaat in de dagelijkse praktijk is, noch wat de kosten zijn. Het gaat hier om grote geldbedragen en belangen van dominante leveranciers. Het is belangrijk dat  onafhankelijk onderzoek plaatsvindt naar de gangbare en vaak slecht verdragen medische voeding én die met vooral natuurlijke voedingsingrediënten, Welvaartsziekten vragen om een nieuwe manier van medisch denken.[6] ZIN schrijft in haar ‘De andere blik Zorginstituut oktober 2018: “Pillen zijn niet de oplossing, gezond leven wel.”[7] Leefstijlgeneeskunde – ook onderdeel van integrale geneeskunde – kan het progressieve karakter van bijvoorbeeld diabetes ombuigen.[8]

Met andere intelligente medische systemen, systemen die niet zelden gedurende duizenden jaren zijn ontwikkeld en wereldwijd met goede resultaten worden gebruikt, vinden patiënten duurzame verlichting en soms genezing. Te denken valt aan kruidengeneeskunde, acupunctuur, homeopathie of orthomoleculaire geneeskunde. Voor de WHO is dit een belangrijke reden om lidstaten op te roepen nationaal beleid op dit vlak te ontwikkelen. Bovendien kunnen aanvullende behandelwijzen het overmatig gebruik van reguliere medicijnen – waaronder antibiotica – terugdringen.[9]

Buitenland al een stap verder, inclusief kostenreductie

Aanvullende behandelwijzen zijn niet alleen medisch relevant, maar ook economisch relevant. Uit wetenschappelijk onderzoek van o.a. prof. dr. P. Kooreman blijkt dat patiënten waarvan de huisarts zich aanvullend in complementaire geneeswijzen heeft geschoold ca. 12 % minder zorgkosten maken. Dit onderzoek bevat daarmee sterke aanwijzingen voor een groot besparingspotentieel in de totale zorgkosten wanneer complementaire behandelwijzen door meer artsen serieus worden genomen en voor meer patiënten toegankelijk worden.[10]

Niet voor niets is integrated medicine (= het succesvol combineren van reguliere met aanvullende behandelwijzen) dan ook steeds vaker een leidend paradigma in verschillende landen van de OESO: inclusief prominente academische ziekenhuizen zoals Mayo Clinic, Harvard Medical School en Memorial Sloan Kettering Cancer Center. In Zwitserland is integrated medicine zelfs volledig genormaliseerd (Zwitsers zijn van oudsher pioniers in geneeskunde en een kostenbewust volk).[11]

Samen werken aan kwaliteit en veiligheid

Natuurlijk werken er, naast goedopgeleide professionals in het niet-reguliere circuit ook een aantal ‘kwakzalvers’, net zoals deze overigens in het reguliere medische circuit werkzaam zijn. Dr. Ernst Jansen Steur (ex-neuroloog MST) disfunctioneerde en de Inspectie voor de Gezondheidszorg handelde daarbij inadequaat (2004). De KNMP roept op het hartmedicijnen met de werkzame stof valsartan (vervuild met een kankerverwekkend middel) naar de apotheek terug te brengen (augustus 2018). Het farmaceutisch bedrijf GSK zet de vaccinatiecampagne (tegen Mexicaanse griep) met Pandemrix door, terwijl het al in 2009 wist van de ernstige bijwerkingen (zoals anafylactische shock; 3.754 meldingen en 37 ernstig bij Lareb).[12]

In de aankondiging van zijn advies noemt de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) het ‘allerbelangrijkste punt’: hoe patiënten de ontwikkeling van medicijnen door wetenschappers en fabrikanten doelmatiger kunnen maken.[13] Het gaat er om dat we de geneesmiddelen krijgen die we echt nodig hebben en de uitgaven aan medicijnen beperkt worden. Het is in het belang van patiëntveiligheid en zorgkosten om het kaf van het koren te scheiden. Net als dr. Peter Jan Margry (hoogleraar Europese etnologie aan de Universiteit van Amsterdam),[14] pleiten wij daarom met ZonMw[15] voor meer duidelijkheid over het complementaire beroepenveld, de regulering daarvan en het kwaliteitstoezicht erop.

In tegenstelling tot het buitenland worden verantwoorde aanvullende behandelwijzen in Nederland nog weinig structureel geïntegreerd. Het medisch potentieel van aanvullende behandelwijzen blijft om dogmatische redenen voor veel patiënten onbenut en vooral vanwege een grote kennisachterstand bij zorgprofessionals. Dat is zonde en kostbaar.[16] Het is belangrijk dat de borging van de kwaliteit vanuit het perspectief van de patiënt wordt ingericht.

In 1981 deed de Staatscommissie Alternatieve Geneeswijzen onder leiding van prof. dr. P. Muntendam 11 hoofdaanbevelingen. In het kader van de voorbereiding tot de wet BIG moet van meet af aan worden nagegaan hoe hierin de complementaire beroepsbeoefenaren onder te brengen. Van alle aanbevelingen is er geen enkele duurzaam opgevolgd. Alleen het documentatiecentrum is er gekomen, maar door stopzetten van de subsidie brak dat de nek na een kort leven.[17] Voor de samenwerking tussen regulier kiest de Nationale Raad voor de Volksgezondheid voor een synthesemodel.[18] Het aanbevolen wetenschappelijk onderzoek is door de Gezondheidsraad – eveneens zonder duurzaam resultaat – doorgedragen met aandacht voor het zelfhelend vermogen, effectiviteitsonderzoek en coördinatie van het veld.[19]

Het medisch potentieel van aanvullende geneeswijzen kan veel beter worden ontwikkeld en benut. Wij patiënten vragen u hierin verantwoordelijkheid te nemen en samen met ons als patiëntenverenigingen en hopen dat opvolging wordt gegeven aan de duidelijke adviezen van de door u zelf ingestelde organen.

Het is in het belang én van de patiëntveiligheid én van een duurzaam integraal en pluriform therapieaanbod (artsen en therapeuten) binnen onze Nederlandse gezondheidzorg én voor de betaalbaarheid van die zorg dat verantwoorde aanvullende behandelwijzen op termijn worden erkend en gecertificeerd. Dit op basis van degelijke opleidingseisen, wetenschappelijk onderzoek en practise based medicine. Daarnaast mag de overheid (ook internationaal) de aanvullende behandelwijzen niet langer actief belemmeren noch negeren, maar ze moet / moeten het potentieel verder (laten) onderzoeken. Het kaf moet van het koren worden gescheiden. Meer dan één miljoen Nederlanders staan erom te springen.

In haar oplossingsrichtingen en aanbevelingen pleit de RVS voor een context-based practice: zorgprofessionals die luisteren naar hun patiënten, de onzekerheid durven omarmen, en het gesprek aangaan over goede zorg. Dit leidt tot passende, patiëntgerichte zorg, waarin bewijs een plaats heeft en onderdeel uitmaakt van de rekenschap over de verleende zorg. Bewijs speelt weliswaar een rol als bron van informatie, maar doet dat naast vele andere bronnen van informatie. De concrete context bepaalt hoe deze kennisbronnen met elkaar worden verbonden.”[20]

Zorgprofessionals kunnen dit niet alleen, maar moeten dit samen doen met patiënten en andere betrokkenen. Dit vergt een andere benadering van het wetenschappelijk onderzoek, onderwijs, en toezichtpraktijken. Ook zorgprofessionals en organisaties in domeinen buiten de zorg waarin evidence based practice ingang heeft gevonden kunnen lering trekken uit dit advies. De Raad doet op hen een appel om de aanbevelingen in dit advies ter harte te nemen en naar hun eigen praktijk te vertalen.

 

Referenties

[1] M. Bush (secr.), Advies Stuurgroep ‘Implementatie Evidence-based Complementaire Zorg’. Uitg. ZonMw – Den Haag 2015

[2] S. André, R. Meuleman, G. Kraaykamp, Alternatieve Geneeswijzen. In: ‘Een (on)gezonde leefstijl – Opleiding als scheidslijn’ hfdst. 11 Uitg. SCP – Den Haag d.d. 11 juli 2018

[3] M. Houben – van Herten, Bijna 1 miljoen mensen onder behandeling van een alternatieve genezer. In: CBS d.d. 10 maart 2014; C. Aakster, F. Kortekaas, Geneeswijzen in Nederland – handboek complementaire behandelwijzen voor professionals. pag. 36-38 Uitg. AnkHermes – Utrecht 2016

[4] R. Kuipers, Het oerdieet – dé manier om oergezond oud te worden. Uitg. Prometheus / Bert Bakker Amsterdam 2014; C. van der Linden, Arts: Meeste mensen kunnen beter naar groenteboer dan apotheek. In: Algemeen Dagblad 10 april 2018; T. de Weijer, Arts & Voeding: ‘Van pillen naar preventie’. www.artsenvoeding.nl 22 april 2018

[5] R. Witkamp e.a., Kennissynthese voeding als behandeling van chronische ziekten. Uitg. ZonMw – Den Haag 2017; C. Schouten, P. Blokhuis, Accenten in het voedselbeleid voor de komende jaren. 16 april 2018 DGAN-Ank / 18072037

[6] E. van Fenema, Welvaartsziekten vragen om een andere manier van medisch denken. In: Medisch Contact  20september 2018

[7] R. van der Broek, “Pillen zijn niet de oplossing, gezond leven wel”. In: Zorginstituut Magazine oktober 2018

[8] N. van der Zijl c.s., Keer Diabetes2 om. Uitg. Stichting Voeding Leeft; www.keerdiabetes2om.nl; H. Pijl, K. Hoenderdos, Diabetes type 2? Maak jezelf beter! – slanker en fitter door anders eten en gezond leven. Uitg. Fountaine – ‘s-Graveland 2016; M. van Winkelhof, H. Pijl, Patiënt is beter af met andere leefstijl dan met een pil. In: De Volkskrant 25 maart 2018; Meer risico op diabetes door verstoord bioritme. In: Mijn Gezondheidsgids 12 juli 2018; Vastendieet kan geschikt zijn voor mensen met diabetes type 2. In: Mijn Gezondheidsgids 26 juli 2018; M. Kamsma, ‘Ik denk dat 50 tot 70 procent kan stoppen met pillen slikken’. In: NRV Handelsblad d.d. 24 september 2018

[9] M.C. Jong, L. van de Vijver, M. Busch, J. Fritsma, R. Seldenrijk, Integration of Complementary and Alternative Medicine in Primary Care: What do Patients want? In: Patient Education and Counseling vol. 89 pg. 417-422 (2012); Unio Homoeopathica Belgica SURVEY 2001, UP/BV: ABR/7385/26/1988; I. Camerlink, L. Ellinger, E.J. Bakker, E.A. Lantinga, Homeopathy as replacement to antibiotics in the case of Escherichia coli diarrhea in neonatal piglets. In: Homeopathy 99 pag. 57-62 (2010); L. Rutten, R.T. Mathie, P. Fisher, M. Goossens, M. van Wassenhoven, Plausibility and evidence: the case of homeopathy. In: Medicine, Health Care and Philosophy – A European Journal vol. 30 nr. 1 DOI 10.1007/s11019-012-9413-9 (2010)

[10] P. Kooreman, E.W. Baars, Patients Whose GP Knows Complementary Medicine Have Lower Costs and Live Longer. In: Eur J Health Econ. 2012 Dec;13(6):769-76. doi: 10.1007/s10198-011-0330-2. Epub 2011 June 22; E.W. Baars, P. Kooreman, A 6-year comparative economic evaluation of healthcare costs and mortality rates of Dutch patients from conventional and CAM GPs. In: BMJ Open 2014;4:e005332. doi:10.1136/bmjopen-2014-005332

[11] A. Noorden, Complementaire zorg anno 2006. WHO staat aan de kant van de therapeuten en verpleging in het streven naar integratie van CAM in de algemene gezondheidszorg. in: R. van Wijk en C.W. Aakster (red.), ‘Integrale geneeskunde. Overzicht en prospect’. pag. 235-242 Uitg. Stichting Tijdschrift voor Integrale Geneeskunde – Harderwijk 2006; WHO Traditional Medicine Strategy 2014-2023. WHO – Geneve 2013

[12] B. Goldacre, Foute farma. Hoe patiënten worden misleid met foute medicijnen. Uitg. De Geus – Breda 2013; P.C. Gøtzsche, Dodelijke medicijnen en georganiseerde misdaad. Uitg. Lemniscaat – Rotterdam 20152; D. Bijl, Het pillenprobleem – Waarom we zoveel medicijnen gebruiken die niet werken en niet helpen. Uitg. Amsterdam University Press – Amsterdam 2018; P. Doshi, Pandemrix vaccine: why was the public not told of early warning signs? In: BMJ 2018; 362: k3948; 20 September 2018 (doi: https://doi.org/10.1136/bmj.k3948)

[13] K. Berkhout, De patiënt moet voortaan bepalen wat farmaceut maakt. In: NRC Handelsblad 3 maart 2017

[14] P.J. Margry: Healing en ‘alternatief’ genezen: een culturele diagnose. Uitg. Meertens Instituut (KNAW) / Amsterdam University Press – Amsterdam 2018

[15] W. Reijmerink, Effectiviteit van complementaire zorginterventies. Uitg. ZonMw – Den Haag 2011; W. Reijmerink, Signalement ontwikkeling en implementatie van evidence-based complementaire zorg. Uitg. ZonMw – Den Haag 2014

[16] H. Kiene, Complementaire geneeskunde – universitaire geneeskunde de strijd om de wetenschap aan het einde van de 20e eeuw. Uitg. Nearchus – Hemrik 1997

[17] P. Muntendam, Alternatieve geneeswijzen in Nederland – Commissie Alternatieve Geneeswijzen. pag. 255-262 Uitg. Staatsuitgeverij – Den Haag 1981

[18] Advies Beroepsuitoefening en opleidingen alternatieve geneeswijzen (uitgebracht aan de staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur). Uitg. Nationale Raad voor de Volksgezondheid – Zoetermeer 1990

[19] Gezondheidsraad. Commissie Alternatieve Behandelwijzen. Alternatieve Behandelwijzen en Wetenschappelijk Onderzoek. Den Haag: Gezondheidsraad, 1993; publicatie nr. 1993/13. ISBN 90-5549-003-2

[20] P. Meurs, Zonder context geen bewijs – over de illusie van evidence-based practice in de zorg. Uitg. Raad voor Volksgezondheid en Samenleving – Den Haag 2017